Het aanspelen van de speelbal

Iedereen kent het principe van een raderwerk: als het 1e rad bijv. links omdraait dan draait het 2e rad rechtsom. Net zo is de werking van speelbal en aanspeelbal

Om een bal een links tollende beweging te geven, moet de bal met de keu aan de linkerkant geraakt worden (zie punt op linker bal).

Op deze wijze kan ook een topspin effect worden meegegeven (doorstoten), in dat geval moet de speelbal bovenin worden geraakt, omgekeerd kan ook een bal worden 'getrokken', dat wil zeggen de bal achteruit spelen, dan moet met enige kracht de bal onderin worden geraakt. Deze laatste aanspeelwijze is ook effectief bij het uitvoeren  van zachte stoten over soms zeer korte afstand (steken genoemd), de bal ligt dan sneller stil.

Hoe meer de speelbal buiten het hart (middelpunt van de bal) aangespeeld wordt, hoe sneller de tollende beweging wordt.

 

Om het effect van deze tollende beweging zichtbaar te maken kan het beste de speelbal met de stip worden gebruikt. Richt de stip op die plaats, waar je deze met de keu wilt raken. Als je nu de speelbal aanstoot, wordt de draaiing van deze stip rond de as van de bal zichtbaar.

Een andere manier om het effect van de tolling links en rechts zichtbaar te maken, bijvoorbeeld een links effect is de bal op de linker kant raken en in het verlengde van de tafel tegen een band van de tafel aan te stoten. De bal zal na het raken van de band naar links gaan:

Om de terminologie van de banden beter te begrijpen het volgende: Stel dat u tegen een 'korte' band staat van de tafel. Een biljarttafel bestaat uit 2 korte banden (1 van de 1:2 verhouding) en 2 lange banden (dus 2 van de 1:2 verhouding). Als u aan de korte band staat dan heeft deze de benaming korte onderband, de band hiertegenover voert de naam bovenband. De banden links en rechts van u voeren de namen linker en rechter band.

De namen onderband en bovenband voeren deze benaming ook als u aan een lange band staat. De korte banden aan weerszijden voeren dan eveneens de namen linker en rechter band.

Oefenen met een topspinbal (doorstoten) kan ook weer in het verlengde van de tafel (dus van onderband naar bovenband) met 2 ballen worden uitgevoerd. Zoals wellicht bekend is, zijn op de tafel een aantal stippen aangebracht, de zogenaamde aquites (spreek uit akite). Leg een aanspeelbal op een aquite en plaats de speelbal op zo'n 15 a 20 cm daaronder. Probeer eerst met de speelbal de aanspeelbal zo hard te raken dat de speelbal blijft liggen en de aanspeelbal de bovenband raakt en vervolgens terugkeert op de oorspronkelijke plaats, hoe dichter de 2 ballen bij elkaar liggen hoe beter u de afstoot beheerst. Daarna kunt u gaan experimenteren met door- en trek-stoten.

Als nu de speelbal bovenin gestoten wordt met enige kracht richting de aanspeelbal dan zal vervolgens de speelbal de aanspeelbal achtervolgen. Omgekeerd als de speelbal onderin wordt geraakt, dan zal de speelbal achteruit gaan. Let erop dat de speelbal niet meer dan tweederde van de straal van de bal vanuit het hart wordt geraakt, anders ontstaat het risico dat de keu gaat 'ketsen'. Dit ketsen houdt in dat de keu langs de buitenrand van de bal schampt. Bij een trekstoot kan dat zelfs inhouden dat de keu door het biljartlaken kan schieten. Wie zou daar nu blij mee zijn (?). Oefen ook eens langs de korte band en herhaal alles nog eens.

Een combinatie van links of rechts met boven of onderin raken van de speelbal is ook mogelijk, in dat geval ontstaat weer extra inzicht over het verloop van de speelbalen. Ook het vergroten van de afstanden tussen de 2 ballen geeft weer andere inzichten in genoemde effecten, dit kan nog extra worden uitgebreid met felle maar korte stoten (fel aanstoten maar meteen stoppen na het raken van de speelbal) en lui of juist fors lang uitgevoerde stoten (in dat geval laat je de keu nog enige tijd doorlopen nadat de speelbal is geraakt).  Dit laatste wordt meestal uitgevoerd bij het doorschieten van de speelbal, maar kan ook voor een trekstoot worden toegepast. Indien deze met enige forse kracht wordt uitgevoerd kan de speelbal al snel een parabolische beweging maken.

Ik raad aan toch wel veel aandacht te besteden aan bovenstaande voorbeelden, tenslotte oefening baart kunst. Het aanvoelen en zien van het resultaat wordt dan 'automatisch' opgeslagen in uw geheugen en zal in verloop van tijd een tweede natuur worden.

Door het oefenen met bovenstaande situaties is het mogelijk de kracht en snelheid te achterhalen hoe snel of juist niet snel de ballen over de tafel rollen. Bijvoorbeeld met het proberen te trekken van de speelbal en proberen deze tegen de onderliggende korte band aan te spelen (waar u dus zelf staat) terwijl eveneens geprobeerd wordt de aanspeelbal ook tegen diezelfde band aan te leggen kunnen veel inzicht geven in jouw uitgevoerde stoot.

Het spelen met 2 ballen kan ook over meerdere banden worden uitgevoerd om dit inzicht te vergroten. Probeer hierbij zoveel mogelijk uw stootkracht te analyseren. Hoe meer dit als gevoel wordt ontwikkeld hoe groter de kans wordt series op te bouwen. Teken in dat geval in gedachten een cirkel op tafel en plaats de ballen (2 stuks) zodanig dat deze na aanstoten in de cirkel belanden.

 

 

 

 

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb